Het vierde gebod: GIJ ZULT VADER EN MOEDER EREN!

Dit gebod liet God aan de mensheid geven. Onnoemelijke zielestrijd heeft het echter teweeggebracht. Hoe menig kind, hoe menige volwassene heeft innerlijk zwaar gestreden om niet op de grofste wijze juist in strijd met dit gebod te handelen.

Hoe kan een kind een vader eren die zich tot dronkaard verlaagt, of een moeder die voor de vader en voor het hele huis door haar grillen, door haar ongebreideld temperament, gebrek aan zelfbeheersing en zoveel meer, de tijd ernstig vergalt en het ontstaan van een rustige stemming geheel onmogelijk maakt!

Kan een kind zijn ouders eren, wanneer het hoort dat zij elkaar hevig uitschelden, bedriegen of zelfs slaan? Menig voorval in een huwelijk maakte het gebod voor de kinderen dikwijls tot kwelling en de vervulling ervan onmogelijk.

Het zou tenslotte toch alleen maar huichelarij zijn, als een kind zou willen beweren, zijn moeder nog te eren, wanneer deze zich tegenover vreemden veel vriendelijker gedraagt dan tegenover haar eigen man, de vader van het kind. Wanneer het bij haar de neiging tot oppervlakkigheid opmerkt en ziet, hoe zij zich in de meest belachelijke ijdelheid verlaagt tot willoze slavin van elke modedwaasheid, die zich zo vaak met het begrip van een ernstig, verheven moederschap niet meer laat verenigen, en die de moederlijke waardigheid van alle schoonheid en verhevenheid berooft, … hoe zal in een kind dan nog vrijwillige verering voor zijn moeder kunnen opkomen? Wat ligt er al besloten in het ene woord: ‘moeder’! Wat verlangt het echter ook!

Een kind dat niet ook al bedorven is, moet onbewust innerlijk aanvoelen, dat iemand met een rijpe, ernstige geest nooit zal kunnen besluiten, zijn grofstoffelijke lichaam alleen omwille van de mode aan ieders blikken bloot te stellen. Hoe kan het kind dan met respect blijven opzien naar zijn moeder! Impulsief zinkt natuurlijke verering omlaag tot de lege vorm van een plicht uit gewoonte, of, al naar gelang de opvoeding, tot vanzelfsprekende maatschappelijke beleefdheid, dus tot huichelarij, waaraan elke verheffing van de ziel ontbreekt. Juist die verheffing, die warm leven in zich draagt, die voor een kind onontbeerlijk is en hem bij het opgroeien en bij de stap naar buiten in het leven als een veilig schild vergezelt, hem beschermt bij allerlei aanvechtingen, en die voor hem innerlijk een sterk toevluchtsoord blijft, wanneer hij eens op de een of andere wijze in twijfel raakt. Tot op hoge leeftijd!

Het woord ‘moeder’ of ‘vader’ zou te allen tijde een warm, innig gevoel moeten opwekken, waaruit het beeld in zijn volle reinheid hem waardig voor de geest komt, waarschuwend of instemmend, als leidende ster in zijn hele aardse bestaan!

En welk een schat wordt ieder kind nu ontnomen, wanneer het zijn vader of zijn moeder niet van ganser harte kan eren!

Toch is weer alleen een verkeerde opvatting van de mensen over het gebod de aanleiding voor deze zielskwellingen. Verkeerd was de tot nu toe heersende zienswijze, die de betekenis beperkte en eenzijdig liet worden, terwijl toch niets eenzijdig kan zijn wat God heeft gezonden.

Nog verkeerder was het echter, dat men dit gebod misvormde door het naar menselijke maatstaven te willen verbeteren, nog meer toegespitst door een toevoeging: “Gij zult uw vader en uw moeder eren!” Daardoor werd het persoonlijk. Dat moest tot dwalingen leiden, want het gebod luidt in de juiste vorm alleen: “Gij zult vader en moeder eren!”

Daarmee doelt het gebod dus niet op afzonderlijke, bepaalde personen, van wie de aard van tevoren niet vastgesteld en niet vooruitgezien kan worden. Zoiets ongerijmds komt in de goddelijke wetten nooit voor. God verlangt in geen geval, iets te eren wat dit eren niet ook onvoorwaardelijk verdient!

Dit gebod omvat integendeel in plaats van het persoonlijke een begrip van het vaderschap en het moederschap. Het richt zich dus niet in de eerste plaats tot de kinderen, maar tot de ouders zelf, verlangt van hen, vaderschap en moederschap in ere te houden! Het gebod legt ouders onvoorwaardelijke plichten op, zich van hun hoge taak steeds volledig bewust te zijn en daarmee ook de daarin gelegen verantwoordelijkheid voor ogen te houden.

In het generzijdse en in het Licht leeft men niet met woorden, maar in begrippen.

Om die reden komt het voor, dat bij de weergave in woorden gemakkelijk een inperking van deze begrippen ontstaat, zoals in dit geval te zien is. Maar wee degenen, die op dit gebod geen acht sloegen, zich niet inspanden het op de juiste wijze op te vatten. Het geldt niet als verontschuldiging, dat het tot nu toe zo vaak alleen maar verkeerd werd uitgelegd en verkeerd werd aangevoeld.

De gevolgen van het niet naleven van het gebod lieten zich al gelden bij de verwekking en bij de intrede van de ziel. Heel anders zou het op deze aarde zijn, wanneer de mensen dit vèrstrekkende gebod begrepen en vervuld hadden. Heel andere zielen konden dan tot incarnering komen, voor wie het niet mogelijk was een verval van zedelijkheid en moraal in zulk een mate toe te laten, als tegenwoordig het geval is!

Kijk alleen maar naar het moorden, de wilde dansen, de orgieën waartoe tegenwoordig alles opgezweept wordt. Alsof het de bekroning is van de triomf van zwoele stromingen van het duister. Zie ook de niet-begrijpende onverschilligheid waarmee men het verval aanvaardt als iets dat juist is of altijd al zo geweest is, en het zelfs ondersteunt.

Waar is de mens die zich inspant, de Wil van God op de juiste wijze te leren kennen, die probeert omhoogstrevend de oneindige grootheid te begrijpen, in plaats van altijd weer opnieuw deze grote Wil eigenzinnig samen te persen in de armzalige beperking van de aardse hersenen, die hij tot de tempel van het verstand maakte. Hij dwingt zichzelf daardoor omlaag te kijken zoals een slaaf die in ketenen loopt, in plaats van zijn blik met een glans van vreugde te verruimen en omhoog te richten om de straal van het inzicht te ontmoeten.

Ziet u dan niet, hoe armzalig u zich opstelt bij elke opvatting van alles, wat uit het Licht tot u komt! Of het nu geboden zijn, de verkondigingen, de Boodschap van Christus of ook de gehele schepping! Niets wilt u zien, niets inzien! U probeert immers helemaal niet, iets werkelijk te begrijpen! U neemt het niet zo als het is, maar probeert krampachtig steeds weer alles om te vormen tot de lage zienswijzen waaraan u zich al duizenden jaren hebt onderworpen.

Maak u toch eindelijk vrij van deze overleveringen. De kracht daarvoor staat u immers ter beschikking. Ieder ogenblik, en zonder dat u offers hoeft te brengen. Maar met één ruk, met één wilsdaad moet u het van u afwerpen! Zonder daarvan iets achter te willen houden. Zodra u probeert een overgang te zoeken, komt u nooit van het oude los, maar het trekt u altijd weer hardnekkig terug. Gemakkelijk kan het voor u alleen zijn, wanneer u zich met één slag van al het oude losmaakt en aldus zonder oude last met het nieuwe begint. Alleen dan opent zich voor u de poort, anders blijft hij hermetisch gesloten.

En daarvoor is alleen een werkelijk ernstig willen nodig; het voltrekt zich in een ogenblik. Precies als het ontwaken uit de slaap. Wanneer u daarbij niet meteen uit bed stapt, wordt u weer moe en de vreugde voor het werk van de nieuwe dag verslapt, als hij al niet geheel verloren gaat.

Gij zult vader en moeder eren! Maak dit nu voor uzelf tot een heilig gebod. Herstel het vaderschap en het moederschap in ere! Wie beseft tegenwoordig nog, welke grote waardigheid daarin ligt. En welke macht om de mensheid te veredelen! Dit zouden de mensen die zich hier op aarde met elkaar verbinden goed voor ogen moeten houden, dan zal voortaan ook ieder huwelijk werkelijk een huwelijk zijn, verankerd in het geestelijke! En alle vaders, alle moeders volgens de goddelijke wetten eerbiedwaardig!

Voor kinderen echter wordt dit gebod door hun ouders heilig en levend. Zij zullen in het geheel niet anders kunnen dan hun vader en hun moeder uit het diepst van hun ziel eren, om het even hoe deze kinderen zelf geaard zijn. Zij zullen feitelijk door de geaardheid van de ouders al gedwongen zijn.

En wee dan die kinderen, die het gebod niet volledig vervullen. Er zou een zwaar karma op hen komen te rusten, want daar is dan ook alle reden voor. Maar het opvolgen ervan wordt in de wisselwerking weldra tot vanzelfsprekendheid, tot vreugde, tot behoefte! Ga daarom heen en leef naar de goddelijke geboden met meer ernst dan tot dusver! Dat wil zeggen, neem deze in acht en vervul ze! Opdat u gelukkig zult worden!