De naam wekt en vormt in de mens het begrip! Wie een naam onteert en het waagt deze van zijn waarde te beroven, ontneemt daarmee de waarde aan het begrip! Denk hieraan te allen tijde!
Dit duidelijke gebod des Heren wordt echter van alle tien geboden het minst in acht genomen, dus het meest overtreden. Duizendvoudig zijn de vormen waarin aan dit gebod wordt voorbijgegaan. Al veronderstelt de mens ook dat veel van deze overtredingen geheel onschuldig zijn, slechts oppervlakkige zegswijzen, dan blijft het niettemin een overtreding van dit expliciet gegeven gebod!
Juist deze duizendvoudige, zogenaamd onschuldige veronachtzaming is het, die de heilige naam van God en daarmee het begrip God, dat met de naam altijd nauw verbonden is, omlaag haalt, het voor de mensen, ja zelfs al voor de kinderen van zijn heiligheid berooft, zijn onaantastbaarheid bezoedelt door deze naam tot iets alledaags te maken, door hem omlaag te halen naar de algemene spreektaal!
De mensen schrikken er niet voor terug daarbij tot in het belachelijke te gaan. Ik wil geen enkele van de vele uitdrukkingen aanhalen, want daarvoor is de naam veel te hoog en verheven! Maar ieder mens hoeft daar ook maar eens één dag op te letten, dan zal hij ontzet zijn over de reusachtige opeenhoping van overtredingen van het tweede gebod door mensen van beide geslachten, bij groot en klein, tot kinderen toe die nog maar nauwelijks in staat zijn een goede zin te vormen. Want zoals de ouden zongen, piepen de jongen!
Om deze reden is juist het neerhalen van God vaak een van de eerste dingen die de jeugd leert met de slechts schijnbaar zo onschuldige overtredingen van deze goddelijke wet!
De uitwerking daarvan is echter de ergste van alle overtredingen! Hij heeft zich op werkelijk verwoestende wijze wijd verbreid onder de gehele mensheid, niet alleen bij Christenen, ook onder de Mohammedanen, onder Joden en Boeddhisten, overal hoort men hetzelfde, tot walgens toe!
Wat kan de naam ‘GOD’ voor de mens dan nog betekenen! Hij is van zijn waarde beroofd, wordt nog minder gewaardeerd dan het kleinste muntstuk! Veel erger: nog minder dan een afgedragen kledingstuk. En deze aardemens, die anders zo graag voor intelligent wil doorgaan, denkt dat het geen kwaad kan, zondigt daarin meer dan honderdmaal op een dag!
Waar blijft het zelf nadenken, waar de geringste opwelling van het aanvoelen! Ook u bent daarvoor volledig afgestompt, hoort het rustig aan, wanneer het heiligste van alle begrippen zo door het slijk van alledag wordt gehaald!
Vergis u echter niet! Het schuldenconto in het generzijdse is daarmee zonder erbarmen belast voor een ieder die daarin heeft gezondigd! En juist dit is niet zo gemakkelijk af te lossen, omdat het zo verregaand slechte gevolgen met zich meebrengt, die zich moeten wreken tot in het derde en vierde geslacht, wanneer er niet in de opeenvolgende generaties eenmaal iemand is die daarin tot inzicht komt en aan deze kwalijke handelwijze een halt toeroept.
Probeer daarom deze schadelijke gewoonte in de u vertrouwde kringen te bestrijden. Maar snijd vóór alles eerst uw eigen karmadraden door met alle nog in u aanwezige energie, opdat uw schuldenconto niet groter wordt dan het op dat punt al is. Geloof niet dat een aflossing gemakkelijk is, alleen maar omdat u zich tot dusver daarbij niets verkeerds dacht! De schade is precies hetzelfde. En het blijft onvoorwaardelijk een zonde tegen het gebod! U kende het immers heel goed.
Als u zich niet echt inspande een helder beeld te verkrijgen van de draagwijdte, is dat uw schuld! Daarom kan u ook niets in mindering worden gebracht! Luister en handel, opdat u in staat zult zijn nog op aarde veel af te lossen.
Schrikwekkend is anders het moeras dat u wacht wanneer u in het generzijdse komt, en dat een belemmering wordt op de weg naar omhoog.
Maar niet alleen de enkeling, ook de overheid ging door de eeuwen heen tegen dit gebod in, door onder dwang een eed van de mensen te eisen en hen met geweld tot overtreding aan te zetten, onder bedreiging met aardse straffen wanneer ze aan die eis niet voldeden. Maar de straf in het generzijdse is veel zwaarder, en deze treft al diegenen die de eed eisten, niet hen die hem onder druk moesten afleggen. Ook Christus zei nog eens uitdrukkelijk:
“Uw woord zij ja of nee, want wat meer is, dat is uit den boze!”
En de overheid had toch de macht, aan het ja of nee het doorslaggevend gewicht te geven door het bij bedrog voor het gerecht op dezelfde wijze te bestraffen als meineed! Daarmee was zij in staat geweest, de waarde van de woorden voor het gerecht op dat niveau te brengen, dat zij voor een vonnis nodig hadden. Het was niet nodig daarvoor mensen tot de overtreding van het gebod van God te dwingen!
Maar nog kwalijker handelden de kerken en hun vertegenwoordigers, die onder het aanroepen van God hun medemensen aan de hevigste folteringen onderwierpen, hen onder het aanroepen van God verbrandden, wanneer ze niet al tevoren onder hun kwellingen waren bezweken.
De ieder welbekende en om zijn wreedheid beruchte Romeinse keizer Nero was met zijn martelingen van Christenen niet zó slecht, niet zó verdoemenswaard als menige kerk met zijn reusachtige zondenregister jegens de goddelijke wetten! Ten eerste heeft hij lang niet zoveel gemoord en gekweld en ten tweede niet onder zulk huichelachtig aanroepen van God, dat op deze wijze tot een van de grootste godslasteringen moet worden gerekend die een mens in staat is te plegen.
Het helpt niets wanneer deze zelfde kerken tegenwoordig datgene veroordelen wat zij destijds helaas al te lang misdeden; want het was niet vrijwillig dat ze ermee stopten!
En tegenwoordig gaat men nog niet veel anders te werk in wederzijdse, alleen maar meer bedekte vijandigheid en in een andere, modernere vorm! Ook in dit opzicht is mettertijd alleen de vorm veranderd, niet de levende kern! En alleen deze kern, die men zo graag verbergt, telt voor het Godsgericht, nooit de uiterlijke vorm!
En deze huidige, slechts schijnbaar onschuldige vorm ontstond uit dezelfde onnoemelijke hoogmoed van geest van de vertegenwoordigers van alle kerken als voorheen. En waar niet deze verdoemenswaardige hoogmoed is, vindt men lege eigenwaan die steunt op de aardse macht van de kerken. Deze ondeugden leiden maar al te vaak tot de meest misplaatste vijandschappen, die nog verweven worden met aardse berekeningen, gericht op uitbreiding van invloed, of zelfs het verlangen naar een rol van betekenis in de grote politiek.
En dit alles met de naam ‘GOD’ op de lippen, zodat ik nogmaals, net als de Godszoon, zou willen uitroepen: “U hebt door uw handelen de huizen van mijn Vader, als waren ze te uwer eer, tot moordenaarskuilen gemaakt! Dienaren van Gods Woord noemt u zich, maar dienaren van uw hoogmoed bent u geworden!”
Iedere katholiek verbeeldt zich voor God veel beter te zijn dan een protestant, zonder dat daarvoor een reden bestaat, elke protestant daarentegen waant zich wetender, verder gevorderd en daarmee dichter bij zijn God dan een katholiek! En dat zijn allemaal mensen die beweren aanhangers van Christus te zijn, naar Zijn Woord als leidraad zich te richten.
Beide partijen zijn dwazen, die zich op iets baseren dat voor Gods Wil in het geheel niet telt! Juist al deze mensen zondigen veel meer tegen het tweede gebod van God dan aanhangers van andere religies, want ze misbruiken de naam van God niet alleen met woorden maar door de daad, met hun gehele leefwijze, zelfs in hun zogenaamde godsdienst.
Zij geven ieder denkend en goed waarnemend mens alleen maar een afschrikwekkend voorbeeld van lege vormen, van inhoudsloos denken. Juist door de grenzenloze eigenwaan, waarin ze zichzelf en hun omgeving willen laten geloven dat zij met voorrang op mensen met een ander geloof al een plaats in de hemel bezitten, schenden ze het Godsbegrip het meest!
Het uiterlijke van de kerkelijke gebruiken, een doop en zoveel meer, daar gaat het niet om! Uitsluitend het innerlijk van de mens heeft zich voor het Gericht te verantwoorden! Neem dit ter harte, hoogmoedigen, aan wie reeds is verkondigd dat ze op de dag van het Gericht verwaand en trots zullen optrekken met vaandels en pronkgewaden, om vol blijdschap hun loon te halen. Maar ze bereiken nooit het rijk van de geest aan de voet van Gods troon, omdat ze het loon krijgen dat hun toekomt, voordat ze daar aankomen. Een ijskoude wind zal hen wegvagen als kaf dat geen waarde heeft, want het ontbreekt hun aan de reine, innerlijke deemoed en de ware liefde tot de naaste!
Zij zijn door hun wijze van doen degenen die het ergste misbruik maken van de naam ‘GOD’ en het tweede gebod het zwaarst overtreden!
Zij allen dienen Lucifer, niet God! En honen daarmee alle geboden van God! Van het eerste tot het laatste! Maar vooral dit tweede, waarvan de overtreding hier de ergste bezoedeling is van het Godsbegrip in de naam!
Hoed u ervoor voortaan nog lichtvaardig aan dit gebod voorbij te gaan! Let van nu af aan scherp op uzelf en uw omgeving! Bedenk: wanneer u negen geboden trouw vervult en op één ervan geen acht slaat, bent u uiteindelijk toch verloren!
Wanneer een gebod door God gegeven wordt, ligt daarin al het bewijs dat het niet te licht mag worden genomen, dat het met absolute noodzaak moet worden nageleefd! Anders zou het u nooit zijn gegeven.
Waag niet te bidden, wanneer u niet in staat bent met uw gehele ziel in harmonie met de woorden te zijn, en hoed u ervoor, zich tegenover uw God als gedachteloze praters te gedragen, want u zou daarmee voor God schuldig zijn aan het misbruiken van Zijn naam.
Denk er voordat u Hem iets vraagt, goed over na of het dringend nodig is! Verstrik u niet in standaardgebeden, waarvan het afratelen op gezette tijden een slechte gewoonte is geworden bij alle religieuze praktijken. Dit is niet alleen misbruik, maar lastering van Gods naam!
In vreugde of nood blijft intens aanvoelen zonder woorden veel meer waard dan duizend gebeden met woorden, ook al duurt dit aanvoelen slechts een fractie van een seconde. Want zo’n aanvoelen is dan altijd echt en geen huichelarij! Daarom ook nooit misbruik van het begrip God.
Het is een heilig ogenblik, wanneer de mensengeest zich smekend of dankend voor de treden van Gods troon wil werpen! Dat mag nooit tot een afraffelen uit gewoonte worden! Ook niet door dienaren van een kerk!
Iemand die het voor elkaar krijgt, de naam God bij alle mogelijke en onmogelijke alledaagse gelegenheden te gebruiken, heeft nooit het geringste vermoeden gehad van wat het Godsbegrip inhoudt! Als mensengeest moet hij het vermogen bezitten om in zijn aanvoelen een vermoeden van God te ervaren, ook al zou het maar één keer in zijn leven op aarde zijn! Maar die ene keer alleen zou voldoende zijn om hem beslist alle lust tot het lichtvaardig overtreden van het tweede gebod te ontnemen! Hij zal dan eeuwig de behoefte in zich dragen, de naam ‘GOD’ alleen uit te spreken in de grootste reinheid van zijn gehele innerlijk!
Wie deze behoefte niet heeft, is er ver van verwijderd ook maar het Godswoord waard te zijn, hoeveel minder nog in Gods rijk te komen! Van zijn gelukkig makende nabijheid te genieten! Om deze reden is het ook verboden een beeltenis van God de Vader te vervaardigen volgens menselijke opvatting! Elke poging daartoe kan alleen maar leiden tot een jammerlijke verkleining, aangezien noch mensengeest noch mensenhand ertoe in staat is, ook maar het kleinste deel van de werkelijkheid visionair te schouwen en daarvan in een beeld aards iets vast te leggen! Het grootste kunstwerk op dit gebied zou slechts een geweldig omlaaghalen betekenen. Een oog alleen duidt in zijn onbeschrijfelijk stralen alles aan. –
Zo verheven is de voor u onbegrijpelijke grootheid, die u in het woord ‘GOD’ samenvat en die u vaak in lichtzinnige vermetelheid waagt te bezigen als de meest gebruikelijke van alle lege en gedachteloze spreekwijzen! U zult rekenschap moeten afleggen over uw handelen!