Eredienst moet het tot vorm geworden streven zijn om iets wat aards niet te bevatten is, op de een of andere wijze voor het aardse denken opneembaar te laten worden.
Het tot vorm geworden streven moet het zijn, maar het is helaas nog niet zo, want anders zou veel geheel andere vormen moeten hebben, wanneer deze uit dit streven zelf voortgekomen zouden zijn. De ware weg daartoe stelt juist als voorwaarde, dat de uiterlijke vormen van binnenuit doorbrekend ontstaan. Maar alles wat wij tegenwoordig zien, is een verstandelijke opbouw, waarin daarna pas de innerlijke gevoelens moeten worden geperst. Daarbij wordt dus de omgekeerde weg bewandeld, die men natuurlijk even goed de verkeerde of foute weg kan noemen en die nooit iets werkelijk levends in zich kan dragen.
Daardoor doet veel plomp of opdringerig aan, dat in een andere vorm het eigenlijke willen veel dichter zou benaderen, waardoor dan ook pas de overtuigende werking kan ontstaan.
Veel wat goed bedoeld is, moet afstoten in plaats van te overtuigen, omdat de juiste vorm daarvoor nog niet gevonden werd, die het verstand voor iets wat aards niet te bevatten is, nooit kan geven!
Zo is het ook in de kerken. Overduidelijk blijkt daar de verstandelijke opbouw die op aardse invloed is gericht, en veel goeds verliest daardoor aan indruk, omdat het onnatuurlijk aandoet.
Onnatuurlijk aandoen kan alleen iets wat niet in overeenstemming is met de scheppingswetten. Juist zulke dingen komen echter in de tegenwoordige erediensten heel veel voor, waar eenvoudig alles wat niet strookt met de natuurlijke scheppingswetten, in geheimzinnig duister wordt gehuld.
Maar juist doordat de mensen onbewust in zulke gevallen nooit van een geheimzinnig licht spreken maar altijd alleen van een geheimzinnig duister, zeggen zij het juiste; want het Licht kent geen versluiering, dus ook geen mystiek, die in de schepping – die uit de volmaakte Wil van God is ontstaan en volgens een onveranderlijk ritme zelfstandig werkt – ook geen plaats zou mogen hebben. Niets is helderder in zijn weven en werken dan juist de schepping, die het werk van God is!
Daarin is het geheim gelegen van welslagen en bestendigheid, of van de ineenstorting. Waar op deze levende scheppingswetten is gebouwd, daar helpen ze, leiden tot resultaat en ook bestendigheid. Waar deze wetten echter niet in acht worden genomen, hetzij uit onwetendheid of uit eigenzinnigheid, daar moet onvermijdelijk na kortere of langere tijd de ineenstorting volgen, want zoiets kan op den duur geen stand houden, omdat het niet op een vaste, onwrikbare bodem staat.
Daarom is ook zo veel mensenwerk vergankelijk, wat dit niet zou hoeven te zijn. Daartoe behoren erediensten van velerlei aard, die steeds weer aan veranderingen moeten worden onderworpen om niet volledig in elkaar te storten.
De Godszoon bood de aardemensen op de meest eenvoudige en duidelijke wijze in zijn Woord de juiste weg, waarlangs zij in overeenstemming met dit scheppingsweven hun leven op aarde moeten leiden, teneinde door Gods wetten, die in het weven van de schepping tot uiting komen, helpend gedragen en omhoog geheven te worden naar lichte hoogten, om vrede en vreugde op aarde te ontvangen.
Helaas hielden de kerken zich echter niet aan de door de Godszoon zelf nauwkeurig uitgelegde en gegeven weg voor de verlossing en verheffing van de mensen, maar ze voegden aan zijn leer nog allerlei eigen bedenksels toe, en stichtten daarmee natuurlijk verwarring die verdeeldheid tot gevolg moest hebben, omdat deze niet in overeenstemming waren met de scheppingswetten en daarom, hoe vreemd het ook mag klinken, in strijd zijn met de duidelijke leer van de Godszoon, naar wie zij zich toch christenen noemen.
Zo is het bijvoorbeeld met de Mariaverering van de rooms-katholieke christenen. Heeft Jezus, die de mensen alles leerde, hoe zij moesten denken en handelen, ja zelfs ook spreken en bidden om in overeenstemming met Gods Wil het juiste te doen, ooit daarover ook maar één woord gezegd? Nee, dat heeft Hij niet! En dat bewijst, dat Hij het ook niet wilde, dat dit zo niet de bedoeling was!
Er zijn zelfs uitspraken van Hem, die het tegendeel bewijzen van hetgeen de Mariaverering verlangt.
En christenen willen zich toch in eerlijk streven alleen naar Christus richten, anders zouden zij immers geen christenen zijn.
Wanneer nu door de mensen nog meer werd toegevoegd en de rooms-katholieke kerk anders handelt dan Christus leerde, is daarmee het bewijs geleverd dat deze kerk zich vermetel boven de Godszoon plaatst; want zij probeert zijn woorden te verbeteren door handelingen in te voeren die de Godszoon niet wilde, omdat Hij anders bij al wat Hij de mensen gaf, hun deze ook beslist zou hebben geleerd.
Zeker, er is een Hemelkoningin, die volgens aardse begrippen ook Oermoeder genoemd zou kunnen worden en die toch de reinste maagdelijkheid bezit. Zij bevindt zich echter van eeuwigheid tot eeuwigheid in de allerhoogste hoogten en nam nooit een aardse gedaante aan!
Zij is het ook wier stralingsbeeld – maar niet zijzelf in werkelijkheid – nu en dan wel eens door diep bewogen mensen kan worden ‘gezien’ of ‘innerlijk ervaren’. Door haar komt ook vaak versnelde hulp, waarbij men dan van wonderen spreekt.
Een werkelijk, persoonlijk aanschouwen van deze Oerkoningin is echter zelfs voor de meest gerijpte mensengeest nooit mogelijk, omdat volgens de niet te verbuigen scheppingswetten iedere geaardheid altijd alleen maar in staat is dezelfde geaardheid te zien. Zo kan het aardse oog alleen het aardse zien, het fijnstoffelijke oog alleen het fijnstoffelijke, het geestelijke oog alleen het geestelijke, enzovoort.
En daar de mensengeest alleen het geestelijke kan zien, waaruit hijzelf is voortgekomen, is hij ook niet in staat de Oerkoningin, die van een veel hogere geaardheid is, in werkelijkheid te aanschouwen, maar – als hij ooit daartoe begenadigd is – uitsluitend haar geestelijke stralingsbeeld, dat echter lijkt te leven en in zijn straling al zo sterk kan zijn, dat het wonderen bewerkstelligt daar, waar het een daartoe bereide bodem vindt, die wordt geboden door onwankelbaar geloof of diepe bewogenheid ten gevolge van leed of vreugde.
Dat is gelegen in het scheppingswerken, dat uitgaat van de volmaakte Wil van God en door deze gedragen wordt. In dit werken ligt tevens alle hulp voor de mensen, van het begin af aan en in alle eeuwigheid, wanneer deze zich niet zelf eigenzinnig daarvan afwenden.
In de schepping werkt God, want het is zijn volmaakte werk.
En juist door deze volmaaktheid moest aan de aardse geboorte van de Godszoon ook een aardse verwekking voorafgegaan zijn. Wie het tegendeel beweert, twijfelt aan de volmaaktheid van de werken van God, daarmee ook aan de volmaaktheid van God zelf, uit wiens Wil de schepping ontstond.
Onbevlekte ontvangenis is een ontvangenis in reinste liefde, in tegenstelling tot een ontvangenis in zondige lust! Maar er bestaat geen aardse geboorte zonder verwekking.
Wanneer een aardse ontvangenis, dus een aardse verwekking, op zichzelf niet onbevlekt zou kunnen zijn, dan zou immers elk moederschap als bezoedeling moeten worden beschouwd!
Door de schepping spreekt God ook, toont Hij duidelijk zijn Wil.
Deze Wil te leren kennen is de plicht van de mens. En de Godszoon wees in zijn Heilige Woord de juiste weg daartoe, omdat de mensen zich er niet voor inspanden en daarom steeds meer verstrikt raakten in de zelfstandig werkende wetten van de schepping.
Dit niet te verbuigen scheppingsweven moest de mensen bij onbekendheid en verkeerd gebruik mettertijd vernietigen, terwijl het de mensheid ver omhoog heft wanneer zij leeft in overeenstemming met Gods Wil.
Loon en straf voor de mens zijn gelegen in het scheppingsweven, dat door Gods Wil zelf zonder onderbreking onveranderlijk wordt geleid.
Daarin ligt ook verwerping of de verlossing! Het is onverbiddelijk en rechtvaardig, steeds zakelijk, zonder willekeur. Daarin is de onuitsprekelijke grootheid van God gelegen, zijn Liefde en Gerechtigheid. Dus in zijn werk, dat Hij aan de mens alsook aan vele andere wezens mede als woning en als vaderland ter beschikking stelde.
De tijd is aangebroken, dat de mensen nu tot het weten hiervan moeten komen, om met volle overtuiging tot het besef te komen van het levende werken van God, dat in zijn scheppingswerk tot uiting komt!
Dan staat ieder aardemens onwankelbaar blij en vol vreugde om hier op aarde te werken, in de grootste dankbaarheid opziend tot God, omdat het inzicht hem voor altijd verbindt door het weten!
Om de mensen dit weten door te geven, dat hen overzichtelijk en begrijpelijk de overtuiging schenkt van het werken van God in zijn Gerechtigheid en Liefde, schreef ik het boek In het Licht der Waarheid, dat geen leemte laat, op iedere vraag antwoord geeft en de mensen duidelijk maakt, hoe wondermooi de wegen in de schepping zijn, die vele dienaren van zijn Wil dragen.
Heilig echter is alleen God!